De termen ecto-, meso- en endomorf worden vaak (als excuus) gebruikt in de sportschool. Maar zijn deze ook echt van toepassing bij (kracht)sport?
Amerikaanse psycholoog William H. Sheldon kwam in de jaren ’40 van de vorige eeuw met het idee het menselijk lichaam in te delen in drie somatypes: ectomorf, mesomorf en endomorf  [1]. Tegenwoordig wordt deze theorie nog veel gebruikt door sporters. Zo hoor ik regelmatig:
‘Tsjah.. Ik kom lastig aan, want ik ben een echte ectomorph’.Â
Maar is het echt zo simpel? Bestaat er iets zoals een lichaamstype en heeft dit invloed op je mogelijkheden?
Theorie is achterhaald
De drie verschillende lichaamstypen zijn ooit in de psychologie bedacht. De theorie stelt dat bepaalde (karakter)eigenschappen bij de verschillende lichaamstypen horen. Deze theorie is in de loop der jaren keihard bekritiseerd en wordt als achterhaald gezien [2-5].
Het kritiekpunt is dan met name de oversimplificatie van bepaalde lichaamstypen. Elk lichaam is zó verschillend opgebouwd. Met elk een andere bouw, fysiologie en hersenen. Kortom: het lichaam van de mens is zo ingewikkeld dat je het niet kunt indelen in 3 types.
Nadeel van de somatypes
Het nadeel van deze theorie is dat mensen zich er ook naar gaan gedragen. Oftewel het medicaliseren van een bepaald verschijnsel of gedrag. Minder lijkt mogelijk omdat je nou eenmaal in een bepaalde typering valt. Dit is nogal een valse start en demotiveert. Ga uit van het beste, dan bereik je ook meer…
Verschil in lichaamsbouw en aanleg heeft effect op je voeding
Dit neemt niet weg dat verschillen in lichaamsbouw natuurlijk wel bestaan; brede schouders, smalle schouders, kleine taille, andere hormonale werking, etc. Deze verschillen zorgen voor een andere energiebehoefte. Als je langer bent, heb je vaak meer calorieÍn op een dag nodig. Maar dit is niet de enige reden. Ook je levensstijl kan dit beïnvloeden (voedingspatroon, type werk, verschil in training en rust).
Verder bestaat er een verschil in hormonale werking en spiervezelsamenstelling tussen sporters. De ene sporter heeft een iets gunstiger startpunt met meer bepaalde type spiervezels, hormonale werking en genetisch potentieel. Maar laat dit geen excuus zijn om te starten. Iedereen kan spiermassa opbouwen, zo lang je hard traint, gezond en eiwitrijk eet en voldoende rust neemt.
Maak ik minder spiermassa aan als ik langer ben?
Nee. Lichaamsbouw (of -type) zegt weinig over groeipotentie. Iemand met brede schouders zal wel breder lijken, met een betere vorm, maar een lange tengere jongen of meisje heeft waarschijnlijk net zo veel spierpotentieel. Alleen zie je het gewoon minder snel omdat de botten langer zijn waardoor spieren minder vol lijken.
Daarnaast heeft natuurlijk iedereen een ander startpunt met meer of minder spiermassa. Wil je meer weten over dit onderwerp en hoe het kan dat de een sneller spiermassa opbouwt dan de ander? Lees dan dit artikel: hoe werkt de opbouw spiermassa?
Extra leestip: In dit artikel leggen we je uit hoe het kan dat er zo’n groot verschil bestaat in spierkracht tussen sporters.
Referenties:
[1] Richard N. Walker (1978). “W. H. Sheldon”. Nature journal in Psychiatric Bulletin.
[2]Â Vertinsky, P. (2007). Physique as destiny: William H. Sheldon, Barbara Honeyman Heath and the struggle for hegemony in the science of somatotyping. Canadian Bulletin of Medical History, 24(2), 291-316.
[3] Roeckelein, Jon E. (1998). “Sheldon’s Type Theory”. Dictionary of Theories, Laws, and Concepts in Psychology. Greenwood. pp. 427â8. ISBN 9780313304606.
[4]Â Genovese, J. E. (2008). Physique correlates with reproductive success in an archival sample of delinquent youth. Evolutionary Psychology, 6(3), 147470490800600301.
[5]Â Reynolds, C. R., & Fletcher-Janzen, E. (2007). Encyclopedia of special education: A reference for the education of children, adolescents, and adults with disabilities and other exceptional individuals (Vol. 3). John Wiley & Sons.