
Dit artikel bevat 2 referenties naar wetenschappelijke onderzoeken.

Auteur: Spreker, coach en onderzoeker

Gepubliceerd: 21 januari 2015
Laatste update: 25 januari 2023
Wat zijn spiervezeltypen?
Je lichaam heeft simpel gezegd twee soorten spiervezels: type 1 en type 2 [1].
Voordat je een beweging doet schat je hersenen in hoe zwaar deze beweging is en hoeveel spiervezels je nodig hebt om de beweging uit te voeren. Des te zwaarder de beweging, des te groter de stroomimpuls is die verzonden wordt door het zenuwstelsel naar de spieren. Als de stroomimpuls boven een bepaalde drempelwaarde uitkomt, zal het lichaam voornamelijk type-2-spierweefsel gebruiken. Dit betekent dat je zwaardere gewichten kunt tillen. Het is nooit zo dat je volledig 1 of 2 spiervezels gebruikt bij een beweging. Het is altijd een mix van meerdere systemen met de nadruk op een specifiek spiervezeltype.
Hieronder zie je dat naarmate de inspanning toeneemt het type spiervezels relatief ook verschuift [1]:
Spiervezeltype 1
Type 1 spierweefsels worden vooral ingeschakeld voor lichte activiteiten zoals wandelen of duursporten zoals hardlopen.
Spiervezeltype 2
Type II spiervezels hebben een relatief hoge drempelwaarde en een snellere contractiesnelheid. De drempelwaarde betekent dat er meer externe weerstand nodig is om de spiervezels te triggeren om te vuren.
Voor de contractie van type-2-spiervezels worden met name anaërobe energiebronnen gebruikt. Dit type spierweefsel heeft een snellere en krachtigere contractie, maar kan dit minder lang volhouden dan type-1-spiervezel. Dit type spierweefsel gebruik je bijvoorbeeld bij krachttraining of sprinten.
In de type 2 spiercel zijn er drie verschillende soorten te onderscheiden, namelijk B-, A- en C-type. Deze hebben allemaal weer een andere drempelwaarde.
- Type B: zijn de spiercellen met de hoogste drempelwaarde. Deze spiercellen zijn het krachtigst en halen hun energie voornamelijk uit ATP afkomstig van creatinefosfaat.
- Type A: zijn spiercellen met een iets lagere drempelwaarde. Deze cellen halen hun energie uit energierijke creatinefosfaat en anaërobe omzetting van glycogeen, maar ook uit aerobe omzetting van glycogeen. Deze spiercellen hebben een minder snelle en krachtige contractie dan Type B.
- Type C: is een nog niet gedifferentieerde spiervezel. Type C is eigenlijk een tussenvorm. Afhankelijk van de training ontwikkelt deze zich tot meer kracht of meer herhalingen. Deze spiercel haalt zijn energie zowel uit anaërobe als aërobe glycogeenomzetting.
Invloed van training
Een goed getrainde krachtsporter kan een kleine invloed uitoefenen op de verschillende soorten spiervezels. Zeer veel duurtraining leidt er toe dat het type-2-spiervezels ‘leert’ om aëroob om aan hun energie te komen. Echter, het blijven wel degelijk Type 2 vezels. Sprinters kunnen op deze manier in geringe mate hun duurvermogen ontwikkelen. Daarnaast is het mogelijk om de verhouding tussen de beide spierweefsels aan te passen waardoor je meer duur of kracht ontwikkelt.
Omgekeerd is het heel erg lastig om type 1 spiervezels te trainen op een meer krachtige en snellere contractie [2].
Leeftijd
Naarmate je ouder wordt vindt er een geringe verschuiving plaats van Type 2 naar type 1. Oudere mensen kunnen daardoor minder snelle, explosieve handelingen verrichten.