
Dit artikel bevat 1 referenties naar wetenschappelijke onderzoeken.

Geschreven door Spreker, coach en onderzoeker

Gepubliceerd: 21 januari 2015
Laatste update: 25 april 2020
Er zijn twee soorten spiervezeltypen die allebei een andere functie hebben. Lees hier wat het verschil is tussen spiervezel type 1 en 2.
Je lichaam heeft simpel gezegd twee soorten spiervezels: type 1 en type 2.
Voordat je een beweging uitvoert schat je hersenen in hoe zwaar deze beweging is. Des te zwaarder de beweging des te groter de stroomimpuls is die verzonden wordt door het zenuwstelsel naar de spieren. Als de stroomimpuls boven een bepaalde drempelwaarde uitkomt zal het lichaam voornamelijk type 2 spierweefsel gebruiken. Dit betekent dat je zwaardere gewichten kunt tillen. Het is nooit zo dat je volledig 1 type spierweefsel bij een beweging gebruikt. Het is altijd een mix van meerdere systemen met de nadruk op een specifiek spiervezeltype. Wat het verschil is tussen beide spierweefsels lees je hieronder.
Spiervezeltype I
Type 1 spierweefsels worden vooral ingeschakeld voor lichte activiteiten zoals wandelen of duursporten zoals hardlopen.
Spiervezeltype II
Type II spiervezels hebben een relatief hoge drempelwaarde en een snellere contractiesnelheid. Voor een contractie wordt voornamelijk anaërobe energiebronnen gebruikt. Dit type spierweefsel heeft een snellere en krachtigere contractie, maar kan dit minder lang volhouden dan Type I spiervezel. Dit type spierweefsel gebruik je bijvoorbeeld bij krachttraining of sprinten.
In de type II spiercel zijn er drie verschillende soorten te onderscheiden, namelijk B-, A- en C-type. Deze hebben allemaal weer een andere drempelwaarde.
- Type B: zijn de spiercellen met de hoogste drempelwaarde. Deze spiercellen zijn het meest krachtig en halen hun energie voornamelijk uit ATP.
- Type A: zijn spiercellen met een wat lagere drempelwaarde. Deze cellen halen hun energie uit energierijke creatinefosfaat en anaërobe omzetting van glycogeen, maar ook uit aerobe omzetting van glycogeen. Deze spiercellen hebben een minder snelle en krachtige contractie dan Type B.
- Type C: is een nog niet gedifferentieerde spiervezel. Type C is eigenlijk een tussenvorm. Afhankelijk van de training ontwikkelt deze zich tot meer kracht of meer herhalingen. Deze spiercel haalt zijn energie zowel uit anaërobe als aërobe glycogeenomzetting.
Invloed van training
Een goed getrainde krachtsporter kan een kleine invloed uitoefenen op de verschillende soorten spiervezels. Zeer veel duurtraining leidt er toe dat het type II spiervezels ‘leert’ om aëroob om aan hun energie te komen. Echter het blijven wel degelijk Type II vezels. Sprinters kunnen op deze manier in geringe mate hun duurvermogen ontwikkelen. Daarnaast is het mogelijk om de verhouding tussen de beide spierweefsels aan te passen waardoor je meer duur of kracht ontwikkelt.
Omgekeerd is het heel erg lastig om type I spiervezels te trainen op een meer krachtige en snellere contractie [1].
Leeftijd
Naarmate je ouder wordt vindt er een geringe verschuiving plaats van Type II naar type I . Oudere mensen kunnen daardoor minder snelle, explosieve handelingen verrichten.