In hoeverre bepalen onze genen of ons leefpatroon onze gezondheid? Dit is een belangrijke vraag om in te schatten wat ons gedrag met ons doet. Kan je door actief leven iets doen aan een verhoogd vetpercentage of suikerziekte of moet je je neerleggen bij je gedeelde genetische ‘kaarten’. Een onderzoeksmethode met een eeneiige tweeling is één van de beste methodes om de invloed van genen op ziekten en lichaamseigenschappen te bestuderen. Een Finse onderzoeksgroep heeft exact dit gedaan. Lees hier wat de belangrijkste onderzoeksresultaten zijn.
In een publicatie deze maand in Medical Sport Science and Excersise publiceren Finse wetenschappers een onderzoek naar wat de invloed van lichamelijke activiteit is op lichaamssamenstelling, glucosehuishouding en breinanatomie [1]. Identieke tweelingen in Finland worden benaderd om vanaf hun 16e mee te doen aan een landelijk onderzoek. Uit deze groep hebben de wetenschappers tweelingen geselecteerd die in hun kindertijd dezelfde sport en activiteiten hadden maar als volwassenen een verschil in lichamelijke activiteit (bijvoorbeeld door een drukke baan) van minstens drie jaar. Deze tweelingen werden uitgenodigd om een dag naar het onderzoekscentrum te komen. Uiteindelijk werden tien paren tweelingen geselecteerd.
Tijdens het bezoek aan het onderzoekscentrum werden allerlei testen uitgevoerd. Vragenlijsten keken naar beweegredenen om wel of niet te sporten. Conditie en hart/long functie door maximale belastingsergometrie, krachttesten, lichaamssamenstellingen door DEXA onderzoek. Daarnaast een bloedonderzoek om andere glucosegevoeligheid te testen, als maat voor het risico op suikerziekte. Tenslotte werd middels MRI onderzoek van de hersenen gekeken naar de hoeveelheid grijze massa (waar het signaal verwerkende deel van je neuronen liggen). Kortom een uitvoerig onderzoek.
De resultaten
Het verschil tussen deze, bijna volledig genetisch gelijke, tweelingen was groter dan verwacht. Het effect van een periode van drie jaar verschil in lichamelijke activiteit liet binnen deze groep al significante verschillen zien. Zoals verwacht had de sportende tweeling significant meer kracht en conditie, maar ook haalden zij meer plezier uit sporten. Dit bleek invloed te hebben: De niet sportende tweeling had een significant hoger vetpercentage en indexwaarde voor insulineresistentie. Ook de MRI liet meer grijze massa zien bij de sportende van tweelingen in de frontale cortex (planning en beweging) en de aansturende bewegingsgebieden. De brein regio’s geassocieerd met geheugen verschilden niet.
Hoewel het slechts tien paren tweelingen betreft is dit uitgebreide onderzoek zeer interessant. In de relatief korte periode van ongeveer 3-5 jaar in lichamelijke activiteit zien de onderzoekers verschillen. Het verschil in conditie en kracht was verwacht. Daarentegen was niet verwacht dat in deze korte periode waarden zoals het vetpercentage en insulineresistentie (een voorloper van suikerziekte) al significant verschilden. Opvallend was verder dat het verschil in lichamelijke activiteit invloed had op de breinopbouw.
Geef een antwoord