Op latere leeftijd neemt onze fitheid doorgaans af. Ouder worden gaat helaas vaak gepaard met brozer en zwakker worden. Maar wist je dat uit een nieuw onderzoek blijkt dat een verhoogde eiwitinname de kans hierop lijkt te verkleinen? Meer over dit onderzoek lees je in dit artikel.
Elke sporter weet ondertussen dat een voldoende inname van eiwit belangrijk is voor spieropbouw en spierbehoud. De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid eiwitten is echter niet voor iedereen gelijk. Zo is de standaard aanbevolen inname van 0,8 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht niet voldoende voor ouderen; eerdere onderzoeken hebben uitgewezen dat zij zo’n 1,2 gram/kilogram lichaamsgewicht nodig hebben om spierafbraak tegen te gaan.
Het onderzoek
Deze recente Finse studie lijkt deze aanbeveling te ondersteunen [1]. In dit onderzoek onder 440 vrouwen tussen de 65 en 72 jaar werd gekeken naar wat de relatie was tussen eiwitinname en broosheid.
Hen werd gevraagd 3 dagen hun voeding bij te houden. Aan de hand daarvan werd hun totale eiwit-inname berekend. 3 jaar later werden zij opnieuw onderzocht en daarbij beoordeeld op hun broosheid, oftewel ouderdomszwakte.
Hierbij werden enkele criteria gebruikt. Van ‘broosheid’ sprak men als er sprake was van 3 of meer van de volgende criteria: weinig gripkracht in vergelijking met de BMI, lage loopsnelheid, weinig mate van fysieke activiteit, gevoel van uitputting aan de hand van lage score op levenstevredenheid, gewichtsverlies van meer dan 5% van het lichaamsgewicht.
De resultaten
Het tweede meetmoment, 3 jaar later, liet zien dat een hogere eiwit-inname geassocieerd is met een lagere kans op broosheid. Aan de hand van deze resultaten adviseren de onderzoekers een inname van minstens 1,1 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht om broosheid tegen te gaan.
Opvallend in deze studie was dat deze relatie vooral zichtbaar was bij hen die voornamelijk dierlijke eiwitten aten. Dit resultaat is tegenstrijdig met resultaten uit eerder onderzoek, waar geen verschil werd gevonden tussen verschillende eiwitbronnen [2]. De onderzoekers geven daarom aan dat dit een punt is waar meer onderzoek naar gedaan zal moeten worden, voordat er geconcludeerd kan worden over de gezondheidseffecten van dierlijke dan wel plantaardige eiwitten.
Hoe serieus kunnen we dit onderzoek nemen?
Bij het onderzoek is wel een kanttekening te plaatsen; omdat het een zogenaamde cross-sectionele studie betreft, betekent een relatie tussen eiwitinname en broosheid nog niet dat er sprake is van een oorzaak-gevolgrelatie. Het kan ook juist zo zijn dat de vrouwen die broosheidsklachten hebben, (indirect of direct) daardoor minder eiwitten zijn gaan eten. Ook om deze reden is meer onderzoek naar dit onderwerp gewenst.